-
1 case
n. geval; zaak; rechtszaak; toestand; reden; naamval (grammatica); krat, kist, doos; (in computers) metalen omhulsel waarin zich alle interne onderdelen van de computer bevinden--------v. inpakken (ook in een kist)case1[ kees]1 geval ⇒ kwestie, zaak; stand van zaken; voorbeeld, specimen; patiënt, ziektegeval; 〈 informeel〉 (excentriek) type4 〈 benaming voor〉 omhulsel 〈 voornamelijk met inhoud〉 ⇒ doos, kist, koffer; zak, tas(je); schede, koker; huls, mantel; sloop, overtrek; cassette, etui; omslag; band; uitstalkast, vitrine; kast 〈 van horloge, piano; voor boeken enz.〉; 〈 techniek, technologie〉 huis; trommel, bus; 〈 plantkunde〉 zaadhuisje/hulsel5 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst♦voorbeelden:case in point • goed voorbeeldhe's a real case • hij is echt geschift(just) in case • voor het geval datin case of • in geval van, voor het geval datin the case of • met betrekking totin any/no case • in elk/geen gevalit's (not) the case • het is (niet) waar/het gevalsuch being the case • in het licht daarvanin this/that case • in dit/dat gevalthree cases of measles • drie gevallen van mazelenas the case may be • afhankelijk van de situatie/omstandigheden2 have a strong case • er goed/sterk voor staanmake (out) one's case • aantonen dat men gelijk heeftput the case (that) • opperen/voorstellen (om te)the case for the defendant • het pleidooi ten gunste van de beklaagdehave no case • geen been hebben om op te staanleading case • precedentmy case is to be heard today • mijn zaak komt vandaag voor————————case2〈 werkwoord〉1 voorzien van een omhulsel/doos ⇒ insluiten, vatten -
2 witness
n. getuige; ooggetuige; getuigenis--------v. getuigen; verklaren dat-; verklaring afleggen; ooggetuige zijn; toeschouwenwitness1[ witnis]♦voorbeelden:witness for the prosecution • getuige à charge2 getuigenis ⇒ (ken)teken, bewijs♦voorbeelden:2 in witness of • als blijk/bewijs van¶ bear witness of/to • staven, bewijzen————————witness22 getuigen ⇒ als bewijs dienen, pleiten♦voorbeelden:witness to something • getuige zijn van ietswitness to having seen something • getuigen/als getuige verklaren dat men iets gezien heeft2 witness against/for someone • tegen/voor iemand pleitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 getuigen van ⇒ een teken/bewijs zijn van♦voorbeelden:¶ 〈 formeel〉 this is a dangerous stretch, witness the number of accidents here this year • dit is een gevaarlijk stuk weg, getuige het aantal ongelukken hier dit jaar -
3 culpable
adj. schuldig, iemand die een straf toekomt[ kulpəbl] 〈culpably; zelfstandig naamwoord: culpability〉1 laakbaar ⇒ afkeurenswaardig, verwerpelijk♦voorbeelden: -
4 defeat
n. nederlaag, verlies--------v. overwinnen, winnen; verijdelendefeat1[ diffie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:defeat of an opponent • overwinning op een tegenstander————————defeat2〈 werkwoord〉1 verslaan ⇒ overwinnen, winnen van♦voorbeelden:2 be defeated in an attempt • een poging zien mislukken/stranden -
5 insanity
n. waanzin, gekte, ontoerekenigsvatbaarheid[ insænətie] 〈meervoud: insanities〉 -
6 party
adj. partij; van een feestje--------n. gebruiken; meedoen--------v. feesten (slang); alcohol drinken in gezelschap (slang)[ pa:tie] 〈meervoud: parties〉1 feestje2 partij ⇒ participant, medeplichtige♦voorbeelden:become a party to • toetreden totII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
7 fiction
n. verzinsel, fictie, leugen[ fiksjn]♦voorbeelden:works of fiction • romans, romanliteratuur -
8 trespass
n. overtreding, op verboden terrein komen--------v. overtreden, op verboden terrein komentrespass1[ trespəs] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————trespass2〈 werkwoord〉→ trespass on trespass on/, trespass upon trespass upon/ -
9 abet
v. bijstaan in, helpen (bij) (iets slechts); opstoken, ophitsen -
10 ability
n. mogelijkheid; vermogen[ əbillətie] 〈meervoud: abilities〉 -
11 admissible
adj. veroorloofd; aannemelijk[ ədmissəbl] 〈admissibly; zelfstandig naamwoord: admissibility〉1 aannemelijk ⇒ aanvaardbaar, acceptabel -
12 complaint
-
13 condone
v. vergeven; compenseren[ kəndoon] 〈zelfstandig naamwoord: condonation〉 -
14 culpable negligence
-
15 entitle
-
16 infamous
-
17 infamy
n. schandelijkheid; schanddaad; schaamte[ infəmie] 〈meervoud: infamies〉 -
18 probation
-
19 reply
n. antwoord, reactie--------v. antwoordenreply1[ riplaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: replies〉♦voorbeelden:in reply to your letter • in antwoord op uw brief————————reply2〈werkwoord; replied〉♦voorbeelden:1 reply to • antwoorden op, beantwoorden -
20 residuary
См. также в других словарях:
Convention on the association of the Netherlands Antilles with the European Economic Community — Convention amending the Treaty establishing the European Economic Community, with a view to making applicable to the Netherlands Antilles the special regime of association defined in part IV of the said Treaty Type Amends the Treaty establishing… … Wikipedia
Jahr — 1. Ale neinj Jôr î (zwî) Wînjjôr. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 59. 2. Ale sâf Jôr î Gôfjôr. – Schuster, 58. 3. All Joar n Jöhr un to n Harwst noch n Spoatling. (Pommern.) Alle Jahre ein Kind und im Herbst noch einen Spätling. Von fruchtbaren… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon